In het ritme van herinnering
Elke ochtend begint met hetzelfde ritueel: het oprollen van mijn slaapzak. En elke ochtend denk ik dan aan Maart. Mijn zus, die me als kind uitlegde hoe dat moest – en het als geen ander kon. In dingen doen keek ik altijd enorm naar haar op. Haar rolletje was altijd het kleinst, met eindeloos geduld en precisie. Nu zit die handigheid in mijn handen, in mijn routine. En zo loop ik dus niet alleen met mijn rugzak, maar ook met alle dierbaren op mijn rug. Ik beschreef er hier een paar maar de lijst is eindeloos lang en gaat terug naar de basisschool. Ze lopen allemaal met mij mee.
Als ik ergens moeilijk over doe, hoor ik Breg haar stem: “Stel je niet zo aan.” En dan valt het kwartje, en hoor ik in haar stem de veel eenvoudigere oplossing door mijn hoofd gaan. Breg is praktisch en altijd bereid om te helpen. Ze helpt me nu op afstand zonder dat ze het weet.
Net als mijn vader, die ik overal zie: bij elk kapelletje, wegenkruis of Mariabeeld langs het pad. En als ik somber ben, verstrikt raak in schuldgevoelens of gewoon moe ben, dan roep ik hardop in het bos: “Kom op, Paul Stomph!” En ik moet direct lachen. Dan weet ik weer van wie ik een kind ben, en waar die serieusheid vandaan komt.
Vandaag was een dag van stappen maken. Door, dóór, dóór. De zon liet zich af en toe zien, maar het was vooral klam, vochtig, warm. Graanvelden, lege dorpen, golvende wegen. Ik liep, en ik liep, en ik liep. In Dieuze was voor het eerst weer wat leven: scholen, een bakker, een supermarkt. Even voelde ik me weer onderdeel van een omgeving waar mensen gewoon op straat zijn.
Alleen de dieren kregen vandaag mijn echte aandacht. Vanochtend vroeg twee jonge reeën, die met hoge speelse sprongen ervandoor gingen. En honderd meter later hun moeder, die nog veel hoger sprong en met haar hele lijf boven het koolzaad uitstak – een show. Een ooievaar op zijn nest, en bij een van de vele meren een hele groep ooievaars. Ze cirkelden op de thermiek samen met zwarte wouwen. Nooit geweten dat ooievaars dat ook doen. Daarna wandelde ik verder in hoog tempo, hoofd naar beneden, in fijne gedachten verzonken. Benen in cadans.
En juist in dat ritme van wandelen komen bij mij de herinneringen. Alsof mijn hoofd vanzelf een grote schoenendoos opent waar alles langskomt. Mijn zussen, mijn vader – en vooral ook mijn gezin.
Jeanine hoor ik vaak in mijn hoofd. Als ik foeterend door een onbegaanbaar pad ga, vol omgevallen bomen en prikstruiken, hoor ik haar lachend zeggen: “Jij wilde per se de GR lopen.” Ze is mijn lichtpunt. Als ik bel en ik zit er even doorheen, dan zegt zij: “Kom op, je vindt het leuk, je kan dit best.” Ze is mijn thuisstem. Mijn anker. Mijn liefde.
Tijn zie ik voor me als ik mezelf fysiek uitdaag. Als ik een klim maak, dan sprint hij in mijn hoofd al vooruit. “Wat was je snelheid?” hoor ik hem vragen. Hij is degene die me helpt om af en toe mijn fysieke grenzen op te zoeken. Mijn sportieve tribune.
Pijke – die de eerste etappe met me meeliep – is vaak voelbaar als ik stilval en naar binnen keer. Zijn liefdevolle stilte, zijn aanwezigheid zonder woorden. Alsof hij naast me loopt, en dat is genoeg. Maar ook als ik boodschappen doe, loopt hij met me mee. Dan hoor ik hem in gedachten iets afkeuren of een lekker idee opperen. Hmmm, smullen!
En dan Sverre. Gisteren nog dacht ik aan hem op de boerderij van Yann. Wat had hij het daar geweldig gevonden. Net als ik zou hij gewoon zijn schouders eronder zetten. Geen gezeur, meters maken. Geef hem een stuk gereedschap en hij gáát. Het veld moet leeg, dus het werk moet gedaan. En die verwondering die ik zelf ook zo voel – over simpele dingen – zie ik in hem terug. Of als ik me ergens op verkijk, iets groter maak dan het is, dan denk ik aan hem. Soms helpt hij me gewoon iets te kopen waar ik zin in heb.
Deze tocht is een fysiek solo-avontuur, maar in gedacht loopt iedereen uit mijn herinneringen mee. Het is een pelgrimage van herinneringen, verbondenheid en liefde. Iedere stap is gevuld met verhalen, stemmen, mensen. Als ik in mijn eentje door een verlaten bos loop, loop ik nooit alleen. En als mijn interne riedeltjes of vicieuze gedachtencirkels irritant worden, dan zijn het de liefdevolle stemmen van hen die me weer naar buiten laten kijken. Naar het landschap. De lucht. Het leven.
’s Avonds kwam ik aan in Rhodes. Een vriendelijk ontvangst op een camping aan een groot meer. Tent onder een boom, naast een picknicktafel. Het dorpje heeft een wit kerkje dat om het half uur slaat. De klok is vals, maar het geluid is prachtig. Na een suikerrijke troost (Ijshoorntje, Snickers, cola – ik vond mezelf zielig vanwege een bijensteek tussen m’n tenen), keek ik naar de komende dagen.
Morgen de tocht naar de voet van de eerste berg van de Vosges. De bergen zijn binnen handbereik.
Maar vandaag ging over binnenwegen. Herinneringen. Liefde. En het besef dat ik gedragen word – door mensen, door gedachten, en door mijn eigen benen.