Vanochtend werd ik wakker zonder wekker. De kou hing nog in de lucht, maar ik had het warm – mijn dons had z’n werk gedaan. Rond me de stilte van een net ontwakende camping. Lichte stress omdat de zon niet zou gaan schijnen. Maar het weerbericht dat ik met lichte stress checkte, bleek ongelijk te krijgen: de zon brak onverwacht door. Een opluchting, want natte spullen dragen is een slecht begin.
Ik zette mijn wasrek in de zon, hing mijn tent in een boom, en liep naar mijn powerbank, die ik had opgeladen bij het schuurtje. Daar stuitte ik op een scène die rechtstreeks uit een tragikomische Franse film leek te komen. De mysterieuze man uit Marseille, die de avond ervoor laveloos de camping op was gereden, lag uitgestrekt op de vloer. Zijn auto had nu een lekke band, overal om hem heen lagen shag, joints, een fles wodka en asbaklucht die de lucht deed trillen. Zijn schoenen willekeurig naast de auto. Ik was vooral blij dat ik dit niet had meegemaakt met mijn jonge kinderen erbij. De gek.
Na een rustig ontbijt en een belletje met Jeanine, pakte ik pas tegen tienen mijn boel in. Tijd om te gaan.
Niet veel later trof ik de man die al een uur eerder was vertrokken – herkenbaar aan dezelfde rugzak als ik. Hij bleek alleen even een waterval bezocht te hebben. Dat inspireerde me om zelf ook een zijstapje te maken: een grot waar een rivier uit stroomt, met een oud kasteeltje erboven. De grot liep zeker honderd meter diep – indrukwekkend. Even geen GR5, maar toerist zijn, ontdekken, klimmen en klauteren.
Daarna vond ik de route weer op en begon mijn echte wandeldag. Mijn voeten waren beurs van de 54 km van gisteren, dus ik startte langzaam. En dat was eigenlijk perfect. De etappe van vandaag was een parel: glooiende weilanden, knusse boerderijen, stille bossen en een paar pittige klimmetjes, maar vooral veel rust en schoonheid. De route bleef na de eerste klim de hele dag rond de 1000 meter hangen, waardoor ik het gevoel had echt ín de bergen te zijn. Alleen aan het einde daalde ik langzaam af richting het dal van de Doubs, aan de Zwitserse grens.
Alles hier ademt kalmte. Nauwelijks verkeer, een enkel huis, koeien met serieuze bellen om hun nek die al van ver hoorbaar zijn – een zingend geluid dat overal doorheen snijdt. Het moet ze gek maken, zou je denken, maar ze kijken me alleen nieuwsgierig aan en herkauwen onverstoorbaar verder. Misschien horen ze het niet eens meer.
Onderweg zag ik mijn eerste sperwer én een havik, naast de vertrouwde buizerds en spechten. De lucht boven Franche-Comté leeft.
Aan het einde van de middag kwam ik aan bij de camping municipal van Goumois, een plek zó uitgekleed dat het weer stijl heeft. Basis, stil, precies goed. Er was al een jonge vrouw die de GR5 loopt, een Amerikaan (Michael) die van Noorwegen tot hier gefietst is, en een Franse fietser die net arriveerde. Ik sprak vooral veel met Michael want ben gewoon gezelliger in het Engels.
Het was een dag van contrasten. Van een woeste campingnacht in Saint-Hippolyte naar bijna alpiene sereniteit in Goumois. Morgen loopt het pad langs de rivier – misschien slaap ik wel in Zwitserland.