Alkmaar naar Nice – Piek, Pijnlijke poten en Pizza – dag 41 – van Reichsfeld naar Châtenois

Vijf minuten voor de wekker van acht uur werden we wakker, in een slaapzaal met acht bedden, waarvan wij er vier bezet hielden. De was aan het rek — op één boord na — was zowaar droog. Ik draaide alles nog even om, maakte ontbijt klaar en dekte de tafel alsof we in een Frans berghotel zaten: croissants, gebakken eieren, ontbijtmix met fruit, een volle thermoskan thee. Alles zelf meegesjouwd en nu glorieus op tafel.

We ruimden alles op, want ook dat hoort bij het natuurvriendenhuis. We namen afscheid van onze gastheer en zijn moeder — beiden onvergetelijke figuren — en trokken weer verder. Vandaag klommen we naar een top van bijna 1000 meter. Een steile, eenzame klim bracht ons bij een uitzichttoren die uitzicht bood tot in het Rijndal. De jongens herkenden meteen het silhouet: “Lijkt op een Clash Royale-toren!” En jawel, even werd er een potje gespeeld op hun mobieltjes. Want ja, bereik! Daarna daalden we in stilte af, vol concentratie en allen in gedachten verzonken.

En toen… riep Sverre opeens: “Wie heeft de stok?!”

Niemand. Die lag dus nog boven.

Tijn en Pijke lieten hun rugzakken achter en maakten er een trailrun van. Na 45 minuten kwamen ze rood aangelopen, bezweet, maar met wandelstok. Sverre en ik waren intussen behoorlijk afgekoeld, maar de afdaling warmde ons snel weer op.

Onderweg kwamen we langs een indrukwekkend kasteel, dat door vrijwilligers op traditionele wijze — met de hand — wordt gerestaureerd. We beklommen de toren: 360 graden uitzicht, en waar ik bijna onze drone liet crashen.

We deelden oordopjes, draaiden elkaars muziek, wisselden nummers en gesprekken. De band tussen mijn mannen onderling is indrukwekkend. Er wordt geplaagd, gelachen, gedeeld en gezorgd. Zo innig, zo vanzelfsprekend. Als vader kan ik daar alleen maar vol bewondering naar kijken.

Na nog een kasteel en de ruïne van Ramstein, daalden we af via een pad dat meer op een droge rivierbedding leek. Oppassen geblazen. Beneden wandelden we langs beekjes, door velden vol ooievaars, en langs metershoge Japanse duizendknoop. Een bord vertelde dat dit EU CO₂-compensatiegebied was — het voelde eerder als een vergeten strook land naast een rivier.

We staken een autoweg over via een brug en bereikten Châtenois. De trailrunners hadden het zwaar, dus telde ik de laatste meters af als motiverende cheerleader: “Nog 400! Nog 300!”

En daar, in het hart van het dorp, stond ons onderkomen: een eeuwenoud vakwerkhuis, het mooiste gebouw van Châtenois. Ons hotel.

We douchten, ploften neer, en besloten uit eten te gaan — vakantie betekent ook tradities eren. La Romanella bleek een verrassend pareltje: verscholen achter een woonhuis, in een lage aanbouw, maar met eten van topkwaliteit. De pizza’s waren dun, krokant en met verse pesto. Zelfs ik bak ze niet zo lekker. Nou ja ik ga het proberen.

We overdrijven een beetje door ook nog het dessertmenu aan te vallen. Helemaal voldaan naar huis, uh hotel. Wifi even proberen op te maken. Daarna vielen we als bakstenen in slaap.

Gerelateerde berichten