Gisteravond en vanochtend moest ik mezelf streng toespreken. Alles in mij wilde de bus of trein pakken naar Menton. Of simpelweg de GR5 volgen, in plaats van mijn ambitieuze plan (GR52) om er nog vijf extra dagen in de Mercantour aan vast te plakken. Maar ik bleef. Ondanks een nacht die niet meewerkte: een touwtje van de tent verkeerd aangespannen, een plensbui erbovenop, en hoppa – een halve emmer water naar binnen. Met vieze sokken heb ik de tent drooggehoosd en alles weer naar buiten gedirigeerd. In de kou daarna werd het nóg natter. Mijn rugtas stond buiten, was al nat, en nu zeiknat. Om zes uur, in het donker, pakte ik alles toch in. Bij de picknicktafel waren de drie Nederlanders van gisteren ook al bezig met inpakken en ontbijten. Samen een snel ontbijt, spullen bijeen, gas erop. Vandaag moest ik een doorbraak forceren: het misselijke gevoel wegdrukken, de geest weer terug in de fles.
De klim
Het begin van de klim duurde eindeloos. Bij elke boom dacht ik: die heb ik gisteren al gehad, toen ik met Dalmas omhoog ging. Maar het duurde toch echt ruim een uur. Boven, bij een parkeerterrein waar een yogaklasje bezig was, ging ik verder. Het hart van de Mercantour in. Even ruig als de Doubs in de Jura alleen dan grootser.
Samen met andere wandelaars liep ik omhoog. Juist op dat moment trok een kudde over de bergpas – indrukwekkend in de stilte van deze ruige natuur. Verder naar boven lag een meer, waarin slierten waterplanten meedreven op de stroom. Hoe hoger ik keek, hoe beter zichtbaar. Een magisch spel van lijnen en beweging.
De klim werd serieuze klauterpartij over rotsen en daarna een afdaling. Bij de boomgrens legde ik alles uit om te drogen. Een vrolijk zootje Davids spullen in een verder groene omgeving. Daarna verder door het dal, over bruggen die stromende rivieren overspanden. In de boekjes lees je dat de Mercantour droog kan zijn, maar dit jaar is er water in overvloed. Het maakt alles mooier. Soms stond ik minutenlang te staren naar deze natuur-tv.
Waar water schade kan aanrichten, heeft de mens hier keurige trappen en kanaaltjes aangelegd. Een paradijs, zeker nu het water rijkelijk stroomt. Op een boerenpad kwam ik een luid bellende kudde koeien tegen. Wat een enorme beesten. Her en der lagen oude lawinerivieren van stenen dwars door bos en land. Mijn nieuwsgierigheid gaat uit naar dat ene moment waarop zoiets gebeurt: het geluid, de dreun. De mens lijkt er nuchter mee om te gaan: schuif het weg en ga weer door.
Eerste tekenen van herfst verschenen: gele en rode bladeren. Normaal voor eind augustus, het viel me ineens op.
En dan ineens stapte ik uit de natuur, via een parkeerplek zo een slingerende asfaltweg op. Hier wordt water gewonnen. Brokken steen vallen, water sleurt alles mee, en de mens repareert, schuift en bouwt. Een gevecht tegen de natuur.
Ik kwam bij Refuge Boréon, maar niets in mij wilde blijven in dit dorp met waterdam en dierenpark. Ik kreeg alleen een gebakje, want om twee uur is de keuken dicht. Een potje thee erbij – munt, verveine – verwarmde me even. Toen werd het alweer koud, trui aan, en hop het bos in.
Er werd veel gewerkt in het dorp, waardoor ik de GR even kwijt was. Ik volgde een omleidingsbordje, terug de Mercantour in. Terwijl iedereen al naar beneden liep – het was immers na vieren – ging ik omhoog. Een lokale bewoner vroeg me waar ik heen ging. Toen ik twijfelend antwoordde, zei hij dat ik bij het meer kon bivakkeren.
Bivak bij het meer
Ik liep omhoog en voelde me sterker doordat er meer mensen in de buurt waren. Een vader met zijn dochtertje – ze kletste onafgebroken – ging dezelfde kant op. Bij het meer sloeg ik mijn tent op. De Fransen om me heen, allemaal met gezelschap, maakten het tot een soort mini-camping. Het gaf reuring, een vleugje gezelligheid.
Ondanks alle pracht en praal ben ik er nog niet helemaal ‘in’, maar het lopen ging beter vandaag. Meer focus op elke stap, minder gestruikel. Mijn tent zette ik laag tegen de grond: er waaide een gure Alpenwind over het dal bij het meer, en ik had vrees voor de (koude) nacht.