Alkmaar naar Nice – Matje lek, negen ziekenhuizen en reddende engeltjes – dag 52 – van Les Alliés naar Les Hôpitaux-Neufs

Het is één uur ‘s nachts als ik uit mijn tent kruip om, zoals zo vaak, even te plassen. Terug op mijn matje voel ik meteen: hij is slap. Ik blaas ‘m opnieuw op, maar een half uurtje later lig ik alweer op de keiharde, ijskoude grond. En koud is het vannacht: vier graden. Mijn donzen slaapzak doet z’n werk aan de bovenkant, maar de grond is genadeloos.

Na twee keer opnieuw opblazen weet ik: hier klopt iets niet. Ik speur met mijn oor centimeter voor centimeter over het matje, maar hoor niks. Tot ik het uiteindelijk wél hoor: een zacht gesis, ergens in een holte van een van die kussenvakjes. Aha.

Dan begint het volgende avontuur. Mijn zaklamp is leeg, dus op gevoel mijn hoofdlampje zoeken, die ook leeg blijkt. Powerbank erbij, snoertje zoeken, inpluggen, en dan in het donker wachten, zittend op mijn knieën in de kou, op dat knipperende oplaadlampje. Na vijf of tien minuten heb ik weer licht. Mijn ogen protesteren fel bij het felle licht, maar ik kan weer zien.

Ik zoek de verpakking van het matje — en ja hoor, aan de binnenkant zit een reparatiesetje. Een sticker. Simpel, toch? Schoonmaken, plakken, een uur wachten… maar ik ken mezelf. Na tien minuten geef ik het op. Plak erop, matje half opblazen en erop gaan liggen in de hoop dat m’n lichaamsgewicht de rest doet. Helaas. Elk half uur word ik wakker op de ijskoude vloer.

Om half zes ben ik er klaar mee. Nacht over. Geen ontbijt want te koud hier — behalve de broodjes pindakaas die ik de avond ervoor had gesmeerd, dat ritueel redt me vaak. Ik pak alles in en wandel het dorpje uit, de natuur in. Lange rijen bospercelen leiden me richting Pontarlier. Ik wil een nieuw matje. Op een camping onderweg zoek ik op of ze iets verhuren. Ze verhuren fietsen. En Pontarlier heeft een Decathlon. Alleen: dat is 19 kilometer omwqndelen. Te ver voor vandaag.

Ik vertel m’n verhaal aan de eigenaresse van de camping — een vrouw met heldinnenenergie — en ze zegt: “Pak je spullen, ik breng je wel.” Ze moet toevallig dekens wassen voor haar huisjes en rijdt me gewoon naar Decathlon. En nog mooier: ze wacht daar op me, om me daarna weer terug te brengen naar de GR5. Ik verlies geen kilometer. Ongelooflijk.

Bij Decathlon koop ik het goedkoopste schuimmatje. Geen risico meer op lekken. Ook een donsjasje — de Alpen komen eraan — en wat energierepen. Buiten staat ze nog op me te wachten. Ze zet me af in het centrum van Pontarlier, zodat ik nog wat kan regelen.

Tijn is jarig. Ik had onderweg al cadeaus verzameld — al vanaf de Vogezen — en vandaag verstuur ik een pakketje voor hem. Doosje gepakt, ingepakt, opgestuurd. Missie geslaagd.

Daarna de stad uit. Vier bakkers afgegaan voor volkorenbrood — allemaal dicht of permanent gesloten. Uiteindelijk in een buitenwijk een simpele bakker gevonden. Niet bijzonder, maar goed genoeg met een knorrende maag.

Dan omhoog, de bergen in. De zon schijnt fel. Boven op de berg ligt het fort van Joux. Ik bezoek één fort, fotografeer het andere. Bij een picknicktafel lunch ik uitgebreid. Geen idee hoeveel ik gelopen heb, maar ik ben kapot van de slechte nacht en alle geregel. Ik val in slaap naast de tafel, en word pas wakker van een groep Franse kinderen die met ouders komt picknicken. Gelukkig maar, anders lag ik er misschien nog steeds.

De route daarna is prachtig. We gaan echt omhoog nu. Door bergdorpen, ski-oorden, open weides met koeien, langs boerenerven en schuren. Minder bomen, meer wind. En overal rotsen tussen de aarde, die me laten zien: je zit nu écht in de Jura.

Voor me lopen twee mensen. Ze zien er Nederlands uit. Ik groet in het Frans en vraag of ze Frans zijn. “Neerlandais” zeggen ze. En voor ik het weet lopen we een uur samen op. Ze doen de GR5 in etappes, al twee jaar. Campers, drie campings vooruit, eten mee, terugliften en lopen maar. Hij is lid van de wandelbond, zij is net als ik al een beetje op. En mijn verhalen helpen hen die laatste kilometers door. Heerlijk om even in het Nederlands te ouwehoeren.

In Les Hôpitaux-Neufs — de Negen Ziekenhuizen — kom ik net op tijd aan om nog wat lekkers te halen in de supermarkt. De camping is een wirwar van huisjes achter huizen en chalets, gericht op wintersport. Alles staat vol, maar helemaal aan het einde is nog een klein plekje naast een picknicktafel. Precies goed.

Aan de andere kant van de heg zit een Parijzenaar, Alban met een boekje. Voor ik het weet zijn we in gesprek, en kletsen we de hele avond door. Maar als het donker wordt, daalt de temperatuur zó snel dat ik me kapot schrik. Tig graden kouder in no time — we zitten hoog. Snel alles inpakken, tent dicht, spullen droog houden.

Dit wordt mijn eerste nacht met spartaans matje hoog in de bergen. We gaan het zien.

Morgen verder, met een matje dat in ieder geval niet leegloopt.

Hieronder zie je twee wandelingen die van Alliés naar de camping en van Pontarlier verder.

Gerelateerde berichten