Alkmaar naar Nice – over grenzen, municipal, record afstand – dag 48 – van voetbalveld naar Saint Hypolyte

Ik word vroeg wakker onder een grijs, druipend hemelgewelf. Mijn tent staat op het voetbalveld aan de rand van een bos. Alles is klam. Binnen, buiten, ikzelf. Maar ik had alles al voorbereid. Binnen vijftien minuten ben ik weg. Hoofdlamp aan, rugzak op, en het bos in — de ochtend is nog donker.

De eerste kilometers zijn nat, stil en leeg. Langs een N-weg, over een spoorlijn, via vergeten dorpen met verweerde fonteintjes waar vroeger vrouwen hun was deden en kinderen hun laarzen vulden. Nu rest enkel mos. Hoogspanningsmasten zingen een elektrisch lied boven mijn hoofd. De dag wordt wakker.

In een dorp met een bakker koop ik zoals altijd veel te veel zoetigheid. Het regent zacht, maar de bossen zijn vriendelijk — ze houden het meeste tegen. Ik passeer een reeks recreatiemeertjes langs de A35, gesponsord door Europa, vol borden die je vertellen wat er allemaal níet mag. Uiteindelijk mag je bij het zesde meer het water in, in een hoekje, met een touw eromheen. Het gaat tot je middel. Ik neem een snel bad, gewoon omdat het kan. Even later zie ik dat er ook een openbare douche was. Te laat. Te grappig.

Via bruggen en herrie langs het kanaal dat Rijn en Rhône verbindt — ik besef dat je theoretisch met een sloep van Nederland naar de Middellandse Zee kunt varen — wandel ik verder. Een dorp ligt erbij alsof het al jaren wacht op renovatie. Er is een bron, maar die is leeg. Dan weer bossen. Velden. Mesthopen. Boeren die hun zomerwerk doen. Een jong stelletje vlooit elkaar op een picknickbank. Ik glimlach. Het is zomer.

Een natuurlijke boog — uitgesleten rots, riviervergeten — markeert de overgang naar iets nieuws. Het regent weer, maar ik zit in een beukenbos. Geen druppel raakt me. Boven me, tussen de stammen, schreeuwen de buizerds. De kleine vogels hoor ik nauwelijks meer. Misschien zijn ze klaar. Misschien geven ze het op.

Ik volg de Franse grens met Zwitserland. Oude grenspalen markeren het verdrag van Wenen uit de 19e eeuw. Deze lijn is sindsdien niet meer veranderd. Hier is het stil, wild, ongerept. En eindeloos.

Ik klim over de laatste bergrug van vandaag en beloon mezelf met een korte pauze op een picknickbank. Nog twaalf kilometer. Het is altijd het laatste stuk dat het zwaarst is. In een armoedige vallei vol schroot en vergeten huizen daal ik af, klim nog één keer omhoog naar een burcht op 800 meter, compleet met slotgracht. Waarom ook niet?

Het uitzicht is groots. De heuvels van Franche-Comté. De glinstering van de Doubs. De Jura is dichtbij, maar nog net niet vandaag.

De afdaling is steil, mijn voeten kloppen. Bij een bron met kraakhelder water drink ik gulzig. Dan de laatste kilometers door weiden, over D-wegen, richting Saint-Hippolyte. Het dorp ligt waar stromen samenkomen. Er is een supermarkt, gevuld met overvloed. Groente, fruit, chocolade. Ik laad in.

De camping ligt langs de rivier. Een simpele, rommelige municipal, maar met alles wat ik nodig heb. Gezinnen, kampeerders, mensen met verhalen. Een dronken Fransman uit Marseille rijdt steeds met zijn auto op en neer over de camping. De beheerders halen hun schouders op. Ik doe een wasje — zinloos, want het zal vannacht niet drogen.

En dan ontmoet ik Marko. Dakdekker uit Osnabrück. We klikken meteen. Praten tot laat. Lachen om alles. Hij noemt me een oude man vanwege mijn loopje. Maar ik liep vandaag wél 54,8 kilometer.

Het is koud vannacht. De lucht helder. Oordopjes in — mijn buurman snurkt. Slaapzak dicht. Geen wekker morgen.

Vandaag was absurd. Verrijkend. Vermoeiend. Wonderlijk.
En ik ben voel dat ik weer richting wat moois wandel.


Laat me weten als je iets wilt toevoegen, inkorten of aanpassen.

Gerelateerde berichten