Na de onrustige nacht werd ik rond acht uur wakker van het gebeier van het klooster boven ons hoofd. Niet bepaald de bedoeling, want bij bivak is de gouden regel: voor zeven uur ben je weg. Alsof het gebeier ons verraadde, reed er even later een pick-up van bosbeheer voorbij. In recordtempo braken we met z’n vieren het kamp af — teamwork in topvorm — en verdwenen we van het pad alsof we er nooit geweest waren.
Ik vroeg mijn mannen nog of ze iets hadden meegekregen van de bizarre nacht ervoor. Maar nee, ik was blijkbaar de enige die had liggen luisteren naar sirenes, geweerschoten en gezang. Misschien maar goed ook.
We daalden af richting het dorp Barr. Van berg naar heuvel, van mist naar zon. Barr bleek een parel. Pijke zei: “Dit is het mooiste dorp dat ik ooit op vakantie gezien heb.” Zelfs de brandweerkazerne had charme.
In de supermarkt opereerden we als een peloton: één van ons beheerde de afvinkbare lijst en gaf bevelen, de rest zocht en verzamelde. Aan het eind kreeg iedereen vijf minuten vrijheid: koop wat je wilt — als je het maar zelf draagt. Het resultaat was een bonte mix van keuzes. Het zwaardere fruit werd meteen opgegeten.
Langs drie bakkers op zoek naar croissants (bij de eerste twee uitverkocht, bij de derde bingo). Daarna snel water tanken: midden in Barr vonden we een verlaten camping met één nog werkende kraan. We vulden alle flessen. En toen begon de klim.
De zon brandde inmiddels fel
De zon brandde inmiddels fel. In de bebouwde kom is schaduw zeldzaam. Boven aangekomen, tussen de wijnvelden, vonden we een picknickveld. Eén van ons had stekende hoofdpijn en buikpijn, dus we hielden siësta. Iedereen dommelde weg. Onze eerste 4G-ontvangst sinds Schirmeck zorgde voor wat vermaak. Ik schreef mijn blog.
Daarna begonnen we aan de tocht richting Andlau, via een absurd steil zigzaggend grindpad tussen de wijnranken. We volgden een beekje en belandden in een sprookjesachtig stadje: watervalletjes, wasplaatsen, houten balkons, smalle straatjes waar auto’s zich doorheen moesten wurmen. Alles ademde vakwerk, historie, oude welvaart.
Voor we het wisten liepen we Andlau alweer uit, de berg op richting de Refuge de Gruckert. De klim was stevig, en met volle rugzakken voelde elke meter zwaarder. Ik greep naar mijn drillsergeant-stem: “Nog 1800 meter! Nog 1700! Kom op mannen, laatste stukje!”
Het laatste stuk was steil — tot wel 20%. Buiten adem stonden we uiteindelijk voor het natuurvriendenhuis. De beheerder keek glimlachend vanaf het balkon toe. Hij leek het tafereel te kennen.
Het huis, ooit een jachtchalet van de rijken uit Straatsburg, is nu een socialistisch natuurvriendenhuis. Voor nog geen €15 slaap je hier, met een heerlijk matras en een badkamer op de gang. Je mag gebruik maken van de gemeenschappelijke keuken en beneden is een gezellige herbergzaal. Verbinding in optima forma.
Binnen ontmoetten we andere GR5-wandelaars, ieder met hun eigen verhaal. En toen begon mijn favoriete moment: koken met mijn zoons. In een vreemde keuken, alles zelf gedragen, gekozen, bereid. Bij de beheerder kochten we een fles cola met olympische ringen op het etiket (“nog net houdbaar” 🤣) en maakten een driegangendiner.
De andere wandelaars roerden in hun gevriesdroogde maaltijden en keken met lichte jaloezie naar onze lasagne. De jongens noemden het misschien wel de lekkerste ooit — logisch: zelf gedragen, zelf gemaakt, lang op gewacht. En met honger als kok smaakt alles beter.
De beheerder, vermoedelijk ergens in de zeventig, had zijn moeder mee. Een prachtig dametje, kleiner dan Sverre, ver boven de negentig. Ze sprak Duits en vertelde hoe ze via natuurvriendenhuizen door heel Europa reisde. Ook in Nederland was ze geweest, kort na de watersnoodramp, rond 1955. Ze herinnerde zich nog de schotten op het strand van Scheveningen. Mijn oma Riek maakte die ramp ook mee. Mijn vader was toen vier. Het gesprek raakte me.
Ze draaide zelfs een was voor ons in een antieke machine en wees me waar ik in het trappenhuis, met een eikenhouten wenteltrap, mijn was kon drogen. “Morgen ist das trocken,” zei ze beslist. Ik twijfelde — met 16 graden hier boven op de berg.
We sloten de dag af met chips, noten en spelletjes. Als laatsten doofden we het licht. Wekker gezet, want morgen wacht een lange tocht.
Wat blijft hangen?
De warmte van een plek gebouwd op solidariteit.
De magie van koken met je kinderen in een gedeelde keuken.
De herinnering aan Nivon-huizen uit mijn jeugd.
En vooral: het zien van mijn mannen, hoe vrij en thuis ze zich hier voelden.
Geen wifi. Geen bereik.
Heel even ongemakkelijk.
Uiteindelijk: ouderwets gezellig.