Gisteren geen update. Niet omdat er niets gebeurde — integendeel. Maar ik had een rustdag, en dat betekende ook even geen blog.
Rustdag klinkt misschien als een hele dag op de bank, maar dat is niet Davids. Ik had dingen te doen: slapen (twaalf uur, blijkbaar had ik het nodig), fietsen naar Weert, boodschappen, en vooral even wat digitaal achterstallig onderhoud wegwerken in de bibliotheek van Stramproy. De rust van een groot scherm, het zachte gepiep van gescande boeken, en een paar uur om gewoon even stil te zitten. Ik vond het heerlijk.
In België staan langs de weg automaten waar je brood, groenten, bloemen — en dus ook verse houtoven gebakken pizza’s kunt trekken. De machine had elf vijfsterren reviews. Dat kon ik natuurlijk niet laten liggen. En eerlijk is eerlijk: het was verrassend goed. Geen vijf sterren, maar voor een pizza uit een automaat absoluut een belevenis.
We hebben die avond bij Phil verder bijgepraat, fotoboeken, bekeken, ouwe koeien uit de sloot gehaald en gelachen. Zo werd het toch weer laat — dus geen twaalf uur slaap deze nacht.
Vanmorgen pakte ik mijn spullen in. Ontbijt en lunch had ik gisteren al aangevuld, dus ik kon zo op pad. Zoals beloofd aan mezelf had ik even wat etappes op minder dan 30 km ingesteld. De route van vandaag bracht me van Molenbeersel naar Lanklaar.
De eerste kilometers voerden door het glooiende Limburgse landschap, al snel weer de natuur in. Komoot had het wat moeilijk vandaag, want tot twee keer toe mocht ik de bush in. Het schitterende plaatsje Neeroeteren, met snelstromende beek en prachtige kerk, was ook waar ik wat boodschappen deed voor het avondmaal.
Daarna kwam ik een bekende tegen: de Zuid-Willemsvaart. Die overgestoken, het volgende natuurgebied in. Bij het Berger Ven — een oude grindgroeve — werd het interessanter: steile zandduinen, overblijfselen van een oude Maasrug, gemodelleerd door gletsjers uit de laatste ijstijd. Klimmen, dalen, meren vol vogels — puur natuur.
Na wat afdaling kwam ik aan bij mijn bestemming: Recreatiedomein Sparrendal in Lanklaar. Aangekomen in de kantine begreep ik al snel dat dit eigenlijk een verkapte vorm van wonen is; voor tentjes was geen plaats.
Maar de kantinedame gaf me thee en belde war mensen en gaf tips. Er was een lief hondje, en ik raakte aan de praat met Jean, net 80 geworden.
Een verhaal dat begon in 1944. Jean, de man die geboren werd uit oorlog en liefde.
Jean is 80 jaar, nog kwiek van geest, met een glas 0.0 bier voor zich.
“Mijn leven, daar moet iemand nog eens een boek over schrijven,” begon Jean. En voor ik het wist, zat ik midden in een verhaal dat twee uur zou duren.
Zijn ouders trouwden op 9 april 1944. Veertien dagen later werd zijn vader door de Duitsers opgepakt en gedeporteerd naar een onderzeeërfabriek bij Stuttgart. Zijn moeder, onverschrokken, achtervolgde hem. In de chaos van die laatste oorlogsmaanden kwam ze in het kamp terecht — als keukenhulp. Ze mocht haar man niet bij zich hebben, maar kon hem af en toe zien.
Toch was ze na zes maanden zwanger. In de keuken werkte namelijk ook een knappe Italiaan die zijn ogen niet van de jonge Vlaamse vrouw kon afhouden.
De Duitsers wisten zich geen raad met een zwangere kokkin. Ze besloten het stel te herenigen en gaven haar man en haar een klein houthok als verblijf.
Na de bevrijding moesten ze te voet terug naar België. Onderweg, in Frankrijk, werd Jean geboren — in Châlons-en-Champagne, toen nog Châlons-sur-Marne. Ze wilden hem ‘Jan’ noemen, maar de Franse ambtenaar noteerde ‘Jean’. Zo werd hij een kind van twee werelden. Zijn vader accepteerde hem als zijn eigen zoon. Jean heeft nooit geweten wie de Italiaanse kok was.
Jean groeide op in België, werd een gepassioneerd hardloper. Zijn buurmeisje, op wie hij verliefd was, bleek nóg sneller dan hij. Zij schopte het zelfs tot de Olympische Spelen van Atlanta. Jean zelf liep marathons in 2 uur 37, tot hartproblemen hem dwongen uit te wijken naar lange trailruns — natuurlijke marathons door Wallonië.
Zijn vrouw Anneke ontmoette hij op een dansavond. Het werd een bizar verhaal over hun ontmoetingen en de uitdagende Anneke, die uiteindelijk ontdekte dat ze hard kon lopen. Onder training van Jean werd ze meerdere keren Belgisch kampioen.
Hij vertelde dat ze bipolair was en ze het onder de knie had om zichzelf steeds manisch te houden en daarom zo goed kon presteren. Ook in hun liefdesleven kon hij het af en toe maar net bijbenen met de ongebreidelde passie van Anneke.
Aan de bar zei hij het verschillende keren: “Het is mooi geweest. Ik heb een mooi leven gehad.” Alsof hij er al niet meer zat. Hij genoot zichtbaar van de kans om dat mooie leven, en zijn Anneke, daar op die barkruk even weer tot leven te wekken. Want ze was er al een paar jaar niet meer.
Ik kon er amper tussenkomen, maar op mijn herhaalde vraag of hij zich nu alleen voelde, antwoordde hij dat hij een mooi leven had gehad — en ging onverstoorbaar verder waar hij gebleven was.
Zijn enige zorg op dit moment? Hoe hij in vredesnaam de anderhalve liter champagne moest opkrijgen die een vriend hem had gegeven…
Ik wandel ondertussen verder en ga kamperen tussen de vissers langs de Zuid-Willemsvaart. Heb wat contact gemaakt met een karpervisser in een camper, gegeten bij mijn tentje, en ga nu slapen.
Morgen wordt het regenachtig en loop ik naar Maastricht. Tot morgen!