Van mistige polder naar Brabants paradijs
Vanmorgen werd ik vroeg wakker op camping De Grevelingen. Goed geslapen, maar niet overdreven lang. Alles was gehuld in dikke zeemist. Het was kil, grauw, een beetje nevelig – en ik was er wel klaar mee. Goeree-Overflakkee had zijn best gedaan, maar het eindeloze ritme van aardappelvelden, graan en rechte lijnen liet me verlangen naar iets anders.
Ik liep naar Nieuwe-Tonge, een schattig dorpje waar het dorpskerkje op een soort eilandje in het midden ligt. Ooit een terp, denk ik. Maar nu is het letterlijk het laagste punt van het dorp – het water won hier dus al een tijdje geleden.
Daar pakte ik de bus naar Oude-Tonge, en binnen één minuut stapte ik over op de volgende bus richting Zeeland. Daarmee ontweek ik een eindeloze dijk van 19 kilometer langs de snelweg. Geen spijt van. Sterker nog: eenmaal in de bus besloot ik langer te blijven zitten. Ik was het even helemaal zat: die monotone landschappen, die zeewind, dat gestamp over asfalt. Ik liet me rijden.
Net voor Bergen op Zoom stapte ik uit. En daar begon mijn dag pas echt.
Ik maakte een prachtige wandeling door de stad – en jawel, ik zag de Zoom. Het riviertje waar Bergen haar naam aan te danken heeft. De Zoom ontspringt uit de Brabantse Wal, een eeuwenoude zandwal die waarschijnlijk door de ijstijd gevormd is. Bizar eigenlijk: je loopt daar tussen huizen uit de jaren ’20, en ineens zie je een trap omlaag naar een groen dalletje met een kabbelend stroompje.
Ik voelde me een toerist in eigen land. Bergen op Zoom is een parel. 800 monumenten, gemoedelijk, Brabants. Het voelde als thuiskomen. Met Willemijn en Paul vroeger vaak in deze hoek op vakantie geweest – dat doet toch iets.
Tussendoor kocht ik nieuwe pleisters. De blaar op m’n rechtervoet – ontstaan in de eerste regenachtige dagen – bleef opspelen. De oude pleisters waren op. Wandelen op een blaar die je al 30 kilometer met je meedraagt is niet bepaald zen.
Na Bergen nog even boodschappen gedaan, en toen liep ik via de Wouwse Plantage richting de Belgische grens. Wat een prachtig gebied. Grote eiken, goed onderhouden paden. Het land wordt beheerd door nazaten van de oorspronkelijke plantage-eigenaren – die zich nu toeleggen op duurzaam bosbeheer. En het mooie: je mag er gewoon doorheen wandelen.
En toen… was daar de grens. Ik vierde het met een selfie bij een grenspaal. Klassiek. Hier scheidt een heg een erf. Daar staat de prullenbak letterlijk op de grens. Huis in België, schuur in Nederland. Geen lijn zo tastbaar als de grens.
Langs het grenspad wandelde ik door naar mijn bestemming van vandaag: Landgoedcamping De Ottermeer, vlak bij Essen. Maar daar vertel ik morgen meer over.
Voor nu: dit is een droomcamping. Een waar paradijs. En ik ga er eerst van genieten.
Tot morgen.